Fairisme vertelt het verhaal van een nieuwe politiek-maatschappelijke stroming.
De visie
Na de economische crisis van 2008 kreeg het verhaal van het neoliberalisme een deuk, slechts enkele decennia nadat het communisme gesneuveld was. Het falende politieke beleid laat zich vertalen in toenemende armoedekloof, klimaatsverandering, honger, … Na de crisis stond er echter geen alternatief klaar om met deze problemen om te gaan. Sindsdien leven we in een soort no man’s land en zijn we op zoek naar nieuwe verhalen, naar een nieuw -isme. [expand title=”Lees verder“]
Het fairisme biedt hier een antwoord op. Het kijkt naar de voorgaande verhalen en weet hun sterktes te combineren en hun valkuilen te vermijden. De begrippen ‘vrijheid’ (uit het liberalisme) en ‘gelijkheid’ (uit het communisme) beperken elkaar niet meer, maar liggen in elkaars verlengde. Iedereen gelijk en toch uniek in de globale samenleving, net zoals dat vermeldt staat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Dat betekent dat we ook allen dezelfde kansen moeten krijgen en de waardigheid die we verdienen
De vrijheid en gelijkheid van mensen waarborgen is een politieke opdracht, waar het fairisme een volwaardige invulling aan geeft.
De groeiende ongelijkheid en onvrijheid wordt voor een groot deel in de hand gewerkt door de onbegrensde toename van persoonlijke vermogens. De rijkste 1% mensen, bezit evenveel als de onderste helft van de wereldbevolking. Extreem hoge vermogens liggen aan de basis van veel leed, zowel voor de mens als de natuur. Vandaar dat het fairisme een begrenzing oplegt aan deze toename.
Iedereen heeft recht op een aangenaam leven. Buiten de voorziening in basisbehoeftes zoals kleding en voedsel, moet er bovendien enig surplus zijn. Een surplus dat kansen en mogelijkheden biedt aan mensen om hun leven aangenaam in te richten. Te veel surplus wordt niet langer als noodzakelijk gezien om een fijn leven te leiden. Het gaat dan om geld dat niet meer besteed wordt, maar enkel nog dient om nog meer vermogen te vergaren. Dit is geen surplus meer, maar ‘overschot’.
‘Overschot’ kan ingezet worden voor allerlei doeleinden die mens en milieu terug centraal plaatsen. Via ‘stichtingen’ vloeit dit geld terug naar diegenen en die sectoren die er behoefte aan hebben. Er kunnen ziekenhuizen mee gefinancierd worden, of openbaar vervoer. Werknemers krijgen eerlijke lonen en voor grondstoffen worden eerlijke prijzen betaald. Start-ups kunnen leningen krijgen, NGO’s een subsidie. Cultuur wordt toegankelijk voor iedereen, uitvoerders en liefhebbers.
Als persoonlijke vermogens echter niet meer kunnen toenemen boven een vaste limiet, zal dat een domino-effect van positieve impact op gang brengen. Migratie valt stil, het klimaat kan zich herstellen, armoede verdwijnt, alle zieken kunnen behandeld worden, …
Fairisme leest als een metaverhaal dat in staat is de voortdurend veranderende maatschappelijke processen op te vangen door te vertrekken vanuit de morele vraag: ‘Is dit fair?’
“Winst is geen vergoeding, het is een geschenk.
Als je de grootte van je geschenk te klein vindt
dan heb je een mentaliteitsprobleem.
Winst wordt gegenereerd door gemeenschappelijke inzet,
en hoort dan ook aan de maatschappij toe.
Het claimen van de winst door enkele personen is niet fair!”
[/expand]
5 Pijlers
Om het verhaal volledig te kunnen schrijven, gaat het fairisme prat op 5 pijlers en een begrenzing.
[expand title=”TRANSPARANTIE“]
Om een democratie fair te maken, moet er overleg zijn, eerlijk en open, om tot een consensus onder gelijken te komen. Deze dialoog kan onder burgers onderling, maar evengoed tussen hun verkozen vertegenwoordigers. Elke burger een stem. Kandidaat vertegenwoordigers komen individueel op. Geen partijpolitiek, want dit zet de deur open voor onwrikbare standpunten, beslissingen in achterkamers en lobbywerk. Coalitievorming en compromissen zijn niet aan de orde. Het gaat niet over wie gelijk heeft, maar over wat de beste oplossing is voor iedereen, bereikt door middel van consensus. De wetgevende orde is de instantie die de politieke vertegenwoordigers een platform geeft.
Het bankgeheim opheffen is een logisch gevolg in een fairistisch systeem. Om te weten hoeveel geld er in omloop is en waar het zich bevindt, moet alle geld gedigitaliseerd zijn en op bankrekeningen staan. Deze transparantie toont ook makkelijker aan waar de financiële noden zitten.
[/expand]
[expand title=”BETROKKENHEID“]
Elke burger is betrokken in het fairisme. Het is een systeem dat bottom-up werkt. Iedereen gaat mee op zoek naar wat algemeen als fair geldt. Door regelmatige verkiezingen en referenda. Iedere burger kan zich bovendien kandidaat stellen bij verkiezingen, om nog meer betrokken te zijn bij het beleid.
Door het globale aspect van het fairisme zal betrokkenheid ook nodig zijn om mee te kunnen beslissen over wat fair is aan de andere kant van de wereld.
[/expand]
[expand title=”BASISRECHTEN“]
Afgaand op de Universele Rechten van de Mens, hebben we recht op een groot aantal basisvoorzieningen. Kleding, onderdak en voedsel lijken vanzelfsprekend, maar ook privacy en vrije meningsuiting. Deze kunnen alleen waargemaakt worden als vooral aan artikel 1 voldaan wordt: vrijheid en gelijkheid voor alle mensen.
Het fairisme gaat daarom verder in de basisrechten en voorziet naast zaken zoals voedsel en onderdak, ook het recht op nutsvoorzieningen zoals water en elektriciteit. Maar daarmee is enkel voldaan aan het strikte minimum om een mens te doen overleven. Om een fijn leven te kunnen leiden met voldoende kansen en mogelijkheden, voorziet het fairisme een ondergrensvergoeding. Een vergoeding die je minimaal nodig hebt om keuzes en beslissingen te nemen die het leven aangenaam maken. Wie niet aan deze ondergrens komt, ontvangt hiervoor een vergoeding via de stichtingen.
[/expand]
[expand title=”WAARDE“]
Geld is nog steeds een ruilmiddel. Het wordt geruild voor een goed of dienst. Wat echter de waarde ervan is, hangt lang niet altijd meer af van de intrinsieke waarde, maar wat eraan toegekend wordt. De waarde wordt opgedreven door marketing en reclame, zodat een appellogo op een smartphone de prijs doet stijgen. Boeren krijgen dan weer geen eerlijke prijs voor hun krop sla, omdat eten zo goedkoop mogelijk moet blijven.
Om prijzen laag te houden, maar de omzet hoog, worden de productiekosten gedrukt. Omzet leidt tot hogere winst en tot meer vermogen. Ten koste van mens en milieu. Lage lonen en overmatig gedolven grondstoffen zijn de manier bij uitstek om kosten te drukken, naast het opvoeren van het consumeren.
De begrenzing van het vermogen roept een halt toe aan deze omgang met waarde. Arbeid en grondstoffen krijgen een eerlijke prijs naar waarde, maar ook de waarde van tijd zal hier ook door veranderen. De druk om alsmaar meer en meer te bekomen, valt weg. Tijd wordt terug een geleefde tijd. Time is no longer money, maar krijgt terug een sociale dimensie: tijd om met vrienden en familie door te brengen, of gewoon om te luieren.
[/expand]
[expand title=”VRIJE KEUZE“]
Elke mens moet de kansen en de mogelijkheden krijgen om zijn leven in te richten volgens de eigen keuzes. Een eigen identiteit opbouwen als het ware. Het is aan de politiek om ervoor te zorgen dat die keuzes ook echt voor iedereen gelden. Deze keuzes moeten altijd in een fair kader gemaakt worden, de enige beperking die het fairisme oplegt, omdat de vrijheid van de ander altijd moet gegarandeerd worden.
Iedereen heeft de keuze om al dan niet tot de fairistische samenleving te behoren. Alleen gaat het om een globaal systeem, waarbij het moeilijk is om niet aan te sluiten. Gewoonweg door gebruik te maken van alle voorzieningen zoals wegeninfrastructuur en elektriciteit geef je al een stilzwijgende toestemming.
In het fairisme is er geen ander, geen wij-zij. In de globale samenleving gaat het om wij-wij. De verschillende identiteitsgroepen staan niet tegenover elkaar, maar zoeken elkaar op om echt samen te leven.
[/expand]
Begrenzing
Een voorwaarde voor het fairisme is de begrenzing van de onbeperkte toename van persoonlijke vermogens. Geen oneindig tellen meer van vermogens met ongeziene excessen, maar de handhaving van een faire verhouding tussen de hoogste en de laagste inkomens. Deze begrenzing werkt door in alle aspecten van de samenleving. [expand title=”Lees verder“]
Mensen kunnen hebzuchtig zijn, altijd maar meer willen. Als het over geld gaat, zit daar geen grens op, want we kunnen oneindig blijven tellen. Zeker met digitaal geld stopt de rekenmachine niet meer. Persoonlijke vermogens blijven alsmaar toenemen, tot exuberante bedragen van meer dan miljarden dollars. En dat terwijl ook steeds meer mensen met minder moeten zien rond te komen. De kloof tussen rijk en arm neemt alleen maar toe. Toegegeven, we zijn er met zijn allen op vooruit gegaan, maar we zijn er niet allemaal evenveel op vooruit gegaan. Sommigen meer dan anderen, veel meer.
Om het oneindige tellen tegen te gaan, wordt het persoonlijke vermogen begrensd in het fairisme. Niet om iedereen gelijk te maken, maar om een eerlijk inkomensverschil te garanderen in de samenleving. Bovenop een minimaal inkomen, moeten mensen wel over surplus kunnen beschikken om hun leven aangenaam in te richten. Meer inkomen hebben dan het surplus is niet nodig. Het gaat dan om ‘overschot’. Het geld van de overschotten vloeit terug naar de samenleving, waar het door ‘stichtingen’ beheerd wordt. Geen politieke instantie, maar evenmin een private. Een organisatie zonder winstoogmerk, maar met het doel maatschappelijke meerwaarde te realiseren.
De grens die opgelegd wordt aan de vermogens, zal niet meteen letterlijk of arbitrair zijn, maar een verhouding tussen vermogens. Het getal dat gezocht wordt, is de uitdrukking van de ideale verhouding tussen een onder- en een bovengrens van vermogens. [/expand]
